- dubbel
- dubbel1{{/term}}〈het〉1 double 〈m.〉♦voorbeelden:1 hij verkocht zijn dubbelen • il a vendu les exemplaires qu'il avait en double————————dubbel2{{/term}}I 〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [algemeen]double♦voorbeelden:1 dubbele adelaar • aigle bicéphaleeen dubbele aflevering • 〈boek〉 un double fascicule; 〈tv, radio〉 un double épisodeeen dubbele betrekking • une double activitédubbel bier • bière forteeen dubbel(e) boord • un col de chemiseeen dubbele boterham • un sandwich (de pain de mie)een dubbele deur • 〈twee vleugels〉 une porte à deux battants; 〈twee achter elkaar〉 une double portedubbele exemplaren • exemplaires en doubleeen weg met dubbel spoor • une ligne à double voieeen deken dubbel leggen • mettre une couverture en doublehij ligt dubbel (van het lachen) • il se tord (de rire)het dubbele van de prijs • le double du prix→ {{link=bodem}}bodem{{/link}}II 〈bijwoord〉1 [in tweeën, twee keer] (en) double2 [tweemaal] deux fois3 [in tweemaal zo hoge mate] deux fois plus♦voorbeelden:1 ik heb dat boek dubbel • j'ai ce livre en doubledubbel parkeren • stationner en double filehij ziet dubbel • 〈scheel〉 il louche; 〈dronken〉 il voit double3 dat is dubbel erg • c'est deux fois plus grave〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 hij heeft het dubbel en dik verdiend • il l'a plus que méritédubbel en dwars • largementhij heeft zijn aandeel al dubbel en dwars gekregen • il a déjà reçu plus que sa part
Deens-Russisch woordenboek. 2015.